De groep staat in een cirkel, met 1 kind met de bal in het midden. Het kind in het midden gooit de bal naar iemand, terwijl hij 1 van de 4 elementen zegt (lucht, aarde, vuur of water). Daarna begint hij tot 5 te tellen. De speler die de bal toegeworpen krijgt moet binnen deze 5 tellen een vogel (lucht), een landdier (aarde) of een vis (water) noemen. Als de speler in het midden “vuur” zegt, mag de bal niet worden aangeraakt.
Nodig: bal