De spelleider zit op een plek waarvandaan hij de kinderen allemaal tegelijk kan zien. De spelleider noemt continu een dier of een diersoort dat kan vliegen, bijv. “alle vogels vliegen”. Bij elk dier dat genoemd wordt, maken de kinderen vliegbewegingen. Soms roept de spelleider echter een dier dat niet kan vliegen, bijv. “alle koeien vliegen”. Maakt een kind per ongeluk een vliegbeweging bij een dier, dat niet kan vliegen, dan ben je af. Ook als het kind niet vliegt bij een dier dat wel kan vliegen, ben je af.
Verschillende eigenschappen
Kringspel waarbij de spelleider dieren noemt die wel of niet vliegen