De spelers zitten allemaal op een stoel in een kring. Iedereen krijgt een papierstrook. Hier wordt de naam op geschreven en dan met plakband achter de leuning van de stoel geplakt. Vervolgens krijgt iedere speler een speelkaart. De joker doet niet mee. Ook de spelleider heeft een pakje kaarten, dat voor gebruik geschud wordt. De spelleider draait nu een voor een de speelkaarten om en roept: harten, ruiten, schoppen of klaveren! De spelers die hiervan een kaart in hun bezit hebben, mogen een stoel naar links opschuiven. Als hier iemand zit, gaat de speler bij deze persoon op de schoot zitten. En als er na een poosje al twee personen zitten, neemt de speler als derde ‘schootkindje’ plaats. De spelleider kan de verwarring nog groter maken; hij roept dan bijvoorbeeld regelmatig alleen het nummer of de afbeelding van de kaart die hij in zijn handen heeft. Dat betekent dat alleen de spelers met dit nummer of afbeelding in hun handen, een plaats mogen opschuiven. Wie als eerste ‘rond’ is en weer op de stoel zit, is winnaar. Misschien zijn er meerdere winnaars die tot ‘kampioen schootkindje’ worden uitgeroepen.
Nodig: stoelen, papierstrook, pen, plakband, 2 pakjes speelkaarten