De kinderen gaan in een kring van ongeveer 8 meter doorsnee op hun rug liggen. In het midden staat de werper met de bal. Hij moet proberen de liggende spelers met de bal te raken. Deze mogen alleen met hun schoenzolen de bal van zich af stoten. Daarom zal de werper proberen om de bal met een boog door de lucht bijv. op het hoofd, de schouders of de borst van de spelers te laten neerkomen. Voor de verdedigers is het dan zaak om zich bliksemsnel te draaien of de voeten heel erg ver naar achteren te buigen. Wordt niemand geraakt, dan wordt deze speler assistent-werper en gaat buiten de kring staan, eveneens op een afstand van 4 meter. Omdat werper en assistent-werper elkaar de bal mogen overspelen, moeten de verdedigers zich nu in alle bochten wringen en draaien willen ze de bal met hun voeten kunnen afweren. Door het groeiende aantal assistent-werpers wordt het voor de verdedigers alsmaar moeilijker om de bal af te weren. Wie blijft als laatste over?
Nodig: strandbal