Het doel van dit spel is om aan het einde van het spel nog in leven te zijn. Ieder kind wordt ingedeeld als een herbivoor (groene strepen, 70% van de groep, 10 levens), carnivoor (rode strepen, 5% van de groep en 2 levens) of als omnivoor (bruin, 25% van de groep, 5 levens). Elk type dier heeft andere levensbehoeften om te kunnen overleven. Voorafgaand aan het spel heeft de leiding in het bos 5 waterplaatsen en 5 voedselplekken aangegeven. Als eerste mogen de herbivoren het speelveld in en krijgen ongeveer 10 minuten voorsprong. Zij moeten alle water- en voedselplekken zien te vinden. Als tweede mogen de omnivoren het veld in. Zij moeten alle waterplaatsen en minimaal twee voedselplekken vinden. Ook moeten zij minimaal 15% van de herbivoren vangen. Als ze iemand gevangen hebben, krijgen ze een leven van deze persoon. Als laatste mogen de carnivoren het veld in, zij moeten alle waterplaatsen vinden en minimaal 8 dieren vangen, niet belangrijk of deze herbivoor of omnivoor zijn. Er zijn nog 4 kinderen/leiding over. Zij krijgen de rollen vuur, overstroming, hongersnood en kou. Zij kunnen elk dier tikken en een leven ontnemen. Hun doel is zoveel mogelijk levenskaartjes te verzamelen. Als laatste is er nog een mens in het spel. Deze kan op elk dier jagen en mag ook kaartjes afpakken, op het laatste leven na. Als een kind geen levens meer heeft, is zijn spel gespeeld en gaat hij terug naar het beginpunt.
Nodig: groene, rode en bruine verf, levenskaarten voor iedere speler, checklist met plaatsen, materiaal om een plek aan te geven (rood-wit lint, touw, etc.), waterpistool en kartonnen bordjes met elk een ander kleur krijtje.