Alle kinderen gaan in een kring staan en krijgen een stukje elektriciteitsdraad (ongeveer 30 cm) waarvan de eindjes afgestript zijn. De kinderen krijgen de opdracht om de eindjes om te buigen en deze omgebogen stukjes in elkaar te haken met hun buren links en rechts. De leider heeft zelf geen stukje draad, maar een batterij en een lampje. Als alle stukjes draad goed in elkaar haken, is het de bedoeling dat de leider 1 eindje draad, dat bij hem aankomt, aansluit op de batterij en aan de andere kant van de batterij het lampje. De kant van het lampje dat niet met de batterij wordt verbonden, wordt uiteraard verbonden met het stukje elektriciteitsdraad langs de andere kant, zodat de kring rond is. Als iedereen goed heeft samengewerkt, brandt het lampje. De leider moet er wel bij zeggen dat het heel belangrijk is dat de afgestripte eindjes tegen elkaar aan komen en niet het plastic rond de elektriciteitsdraad.
Nodig: electriciteitsdraad, batterij, lampje