De kinderen staan in een kring en een kind is koning. De koning heeft een papieren kroontje op en staat in het midden. De kinderen zijn onderdanen en moeten precies doen wat de koning zegt. De koning kan zeggen: ‘pak je neus; stop je vingers in de oren; klap in je handen; ga op een been staan’. Let wel op, want de opdrachten mogen alleen worden uitgevoerd wanneer de koning voor zijn opdracht zegt: ‘de koning zegt…’ Is dit niet het geval, dan mogen de onderdanen die opdracht niet uitvoeren. Doen ze dat toch, dan zijn ze af en moeten ze op de vloer gaan zitten. Wie de beste onderdaan is, mag in de volgende ronde koning zijn.
Nodig: papieren kroon