Bedenk minimaal 4 bewegingen die met een land te maken hebben. Bijvoorbeeld:
- Karate trap: Japan
- Frietjes uit een zak patat eten: België
- Op je rug liggen en met de benen fiets bewegingen maken (tour de France): Frankrijk
- Gondelvaart beweging: Italië
De spelleiding roept: we gaan naar… alle kinderen maken dan de beweging die bij dat land hoort. Maak je een verkeerde beweging, ben je af. Noemt de spelleiding enkel het land dus niet “we gaan naar”, dan moeten de leden de beweging aanhouden van het land wat daar voor genoemd is.