Een kind speelt de gevangene die uit de gevangenis is ontsnapt. Hij is al over de hoge muur geklommen, maar moet nu nog proberen om in het donker door een veld met sensoren te komen. De kinderen die voor sensor spelen, staan op enige afstand van elkaar en draaien met uitgestrekte armen om hun as. Ze hebben echter een constructiefoutje: wanneer iemand nadert beginnen ze te zoemen, zodat iemand in het donker kan horen waar ze staan.
De voortvluchtige gevangene krijgt een blinddoek om. Op teken van de spelleider mag hij vertrekken. Voorzichtig stapt hij vooruit. Hij moet de sensoren ontwijken, door goed naar het zoemen te luisteren. Botst hij toch op een sensor, dan gaat die af en beginnen alle sensoren te loeien. Nu mag iemand anders het proberen. Degene die het lukt om te ontsnappen krijgt de titel “ontsnappingskoning of –koningin”.
Nodig: blinddoek