In de quiz staat de vraag centraal: is het waar of niet waar? Is het kletspraat of werkelijkheid? Bijv. ‘als je vaak naar de kapper gaat, dan word je eerder grijs’ of ‘een spin is bang in het donker’ enz. De leiding zoekt onderwerpen en vragen. Ze vormt daarna groepjes. De ruimte of het veld wordt in 2-en gesplitst, waar of niet waar. Dan begint de quiz. De kinderen mogen in groepjes overleggen over een vraag of stelling. Daarna geven ze het antwoord door te gaan staan bij ‘waar’ of ‘niet waar’. De groep met de meeste punten wint.
Nodig: veld of ruimte dat in 2-en verdeeld kan worden, vragen